Columns

Als vaste columnist van De Limburger (sinds 2009) en gastschrijver voor diverse andere media, schreef ik enkele honderden columns. Hier een voorbeeld.

Het machtigste op aarde

De Limburger, zaterdag 8 april 2017

Onlangs bij boekhandel De Tribune in Maastricht. Ik zit (toevallig) naast de grote dichter Leo Herberghs uit Heerlen. Hij krijgt een boek aangeboden over zijn werk. Limburgse literatuurprominenten dragen gedichten van hem voor. Als criticus Ben van Melick het monumentale ‘Knie’ ten gehore brengt, schieten de bliksemflitsen tussen de boekenkasten. Fenomenaal, metafysisch, ontroerend. Voortaan kijk ik anders naar mijn knieën en mijn leven. Dichter Wiel Kusters citeert dichteres Maria Barnas die het weer heeft uit De duivelsverzen van Salman Rushdie: ‘Poëzie is het machtigste op aarde.’ Waarom ben ik het hiermee eens?

 

Revolutionair

In een essay over de betekenis van dichters in ‘behoeftige tijden’ stelt filosoof Martin Heidegger dat poëzie een openheid kan scheppen waarin onvoorziene dingen kunnen verschijnen. Door zichzelf met taal op het spel te zetten helpen ze ons opnieuw kijken, proeven, horen en ervaren. Poëzie helpt mensen zich in die openheid thuis te voelen en zich over te leveren. Een beetje zoals in de prachtige samba ‘Timoneiro’ (stuurman) van Herminio Bello de Carvalho: ‘Ik ben het niet die mij navigeert; het is de zee die mij stuurt.’

Aldus geeft poëzie vleugels om op zoek te gaan naar de eigenheid van je bestaan. Of om in een dictatuur een beroep te doen op haar revolutionaire kracht, zoals bij de Chileense dichter Pablo Neruda. Dit alles in het besef dat een laatste verklarend woord onmogelijk is. ‘Een gedicht dat geheel gekend kan worden is geen gedicht,’ schreef Herberghs in een rede voor de zuidelijke afdeling van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.

 

Eeuwige manier

En toch: wat is die macht? Op de kleuterschool liet een vriendje me zien hoe hij zeven streepjes op papier zette. Zo werd ‘Tim’ ook het eerste dat ik zelf kon schrijven. De fascinatie dat je met letters een naam, een gedachte en zelfs een universum kunt oproepen heeft me nooit meer losgelaten. Taal heeft het risico dat we vervreemden van de wereld, omdat ze ogenschijnlijk tussen onszelf en die wereld staat. Maar taal is ook een goudmijn om met die wereld een intieme relatie aan te gaan. Dat hoeft niet meteen in poëzie. Maar het zijn wel bij uitstek dichters en gedichten die ons inwijden in aloude en misschien universele machten en krachten van het voorrecht om als talige wezens het Huis van het Zijn (Heidegger) te bewonen en te onderzoeken. In de woorden van de Argentijnse dichter Borges: ‘Niets ouds is er onder de zon. Alles gebeurt voor het eerst, maar op een eeuwige manier. Wie mijn woorden leest, bedenkt ze.’ Een wereld waarin steeds meer mensen zulke zinnen begrijpen en doorleven, wordt een andere wereld.

 

Geheim

Ik zit nog steeds naast Herberghs. Het voelt als zitten naast Rilke. Of naast Heidegger die in zijn essay de poëzie in verband brengt met de logica van het hart. Via dat hart schept poëzie de wereld steeds opnieuw in de mentale binnenruimte van de mens. Dat is een groot wonder. Een bron van hoop en liefde. Een openheid waarin ook het hart van een samenleving kan kloppen en waaruit we steeds opnieuw kunnen leren wat het betekent om menselijk te zijn. Poëzie draait om transformatie en verandering. Zo bezien is het geen vreemd idee om dichters te betrekken bij de overgangen en frisse winden die in vele domeinen van onze leefwereld van levensbelang zijn.

Genoeg. ‘Ik zou willen dat de poëzie op de vlucht slaat zogauw iemand denkt het geheim van het gedicht op het spoor te zijn,’ zegt Herberghs. Misschien moet dit een column zijn die op de vlucht slaat. Ik leg mijn handen op mijn knieën. En stel mij voor dat een buitenaardse intelligentie bij het ontdekken van onze planeet als eerste vraagt of de mensheid geleerd heeft het geheim van de poëzie te vieren. Het zou bewijzen dat ze niet alleen het machtigste is op aarde. Maar in de hele kosmos.